Door Piet Borghardt, maart 2019, borghardt@hetnet.nl
Wie waren de voorouders van Henderkien? Haar vader heette Willem, haar grootvader Jan, haar overgrootvader Derk en daarvoor was er ene Albert en van die Albert weten we dat zijn vader ook Willem heette., want hij noemde zich Albert Willems, d.w.z. de zoon van Willem. We zijn dan in de geschiedenis terug tot het begin van de 18e eeuw.
Het bijhouden van doop, huwelijk en overlijden was tot 1811 de taak van de kerk: dominee of meneer pastoor. Door slecht beheer, brand, muizen, vocht is veel informatie uit het verleden verdwenen. Tot hoever we ons voorgeslacht in de boeken kunnen terugvinden verschilt per kerspel. Voor de familie Stadman moeten we voor de geschreven beginperiode zoeken in het archief van de Hervormde Gemeente in Beilen. De oudste gegevens aldaar dateren vanaf 1718. Helaas is er bij een brand aan het eind van de 18e eeuw veel informatie verloren gegaan. De familienaam Stadman werd pas na 1811 ingevoerd (DTB-notities zonder Gemeentevermelding: Beilen).
Willem De ‘oudste’ Willem. Laten we hem voor het gemak Willem I noemen. Willem waar we niets of weinig van weten. We nemen aan dat hij in Beilen of omgeving woonde en hij zal in het eerste kwart van de 18e eeuw zijn geboren. Hij had een vrouw, kunnen we rustig aannemen, en in elk geval twee zonen: Hendrik en Albert. Beide zonen waren verantwoordelijk voor een omvangrijk nageslacht. Wij stammen van Albert.
Albert (ca 1740/45 – 1809) x Aeltjen
Wanneer Albert geboren werd, is eveneens giswerk. Het zal rond 1740-45 geweest zijn. De plaats is wel bekend: in Eurzinge bij Beilen. Van zijn huwelijk hebben we gegevens op papier. Keurig genoteerd door de dominee van Beilen in het dikke trouwboek.
Hij, Albert Willems, trouwde vanuit het naburige gehucht Makkum op 4 november 1764 in de kerk van Beilen met Aaltjen Derks uit Hijken afkomstig en op dat moment wonende te Klatering, beide plaatsen eveneens gelegen nabij Beilen. Drie zondagen werd in de Hervormde Kerk van Beilen het huwelijk aangekondigd, de proclamatie. Als niemand in de gemeenschap gefundeerde bezwaren kon aanvoeren, vond daarop de huwelijksplechtigheid plaats. Omdat Aeltjen in het doopboek staat genoteerd, kunnen we uitrekenen dat zij op de huwelijksdag 21 jaar was. Zij was de dochter van Derk Thijmens en Geesjen Roelofs Beening uit Beilen.
Het was de gewoonte, dat de eerst geboren jongen genoemd werd naar de grootvader van vaderszijde, in dit geval zou dat Willem zijn. Maar het kind wordt Derk genoemd naar de vader van moederszijde. Pas de derde wordt een Willem. Wat zou de reden geweest zijn? In de voorbije eeuwen was er veel kindersterfte. Drie van de acht kinderen van Albert en Aeltjen stierven jong. Wat de naamgeving betreft was het de gewoonte, dat als een kind was overleden, de eerstkomende van hetzelfde geslacht dezelfde naam kreeg, vandaar 3x Derk, met ertussen een Willem. Als geboorteplaats van de kinderen wordt tot ongeveer 1770/75 Hijken genoemd, daarna Laaghalen, eveneens onder Beilen. Hoewel het beroep van Albert nergens wordt vermeld, kunnen we aannemen dat hij boerenwerk deed. Het feit dat hij gedurende zijn leven een paar maal verhuisde, weliswaar rond het doopvont van Beilen, kan er op wijzen, dat hij zich door een boer liet inhuren als boerenknecht. Zo’n verbintenis liep van mei tot mei. Werden boer en knecht het eens dan konden ze het mondeling contract met handslag steeds weer met een jaar verlengen. De afspraken gingen niet alleen over het traktement, maar ook over de mate waarin de vrouw meewerkte (melken, oogsten, spinnen…) en de taken van de kinderen zo vanaf 12 jaar: vee drijven, stro vervangen, het erf vegen… En ook, het kunnen beschikken over een perceel grond voor eigen gebruik, het gebruik van een van de paarden over een aantal dagen, mest, werkkleding. Het verhuizen ging met ‘peerd-en-karre’ van de nieuwe boer. Voor deze gegevens heb ik geput uit het werk van Harm Tiesing. Hij was landarbeider/keuterboer in Borger en heeft zich zeer verdienstelijk gemaakt vanwege de vele publicaties over het Drentse dagelijkse leven. Een belangrijke bron om meer te weten over de welstand van de bewoners vormen de haardstedenregisters (1672-1804). Oorspronkelijk werd de belasting geheven naar het aantal vuurplaatsen dat een behuizing had, vandaar de naam. In de loop der tijd was men overgegaan naar een exactere schatting: het bezit aan onroerend goed, vee en land
Albert Willems overleed op 9 januari 1809. We kunnen de familie Stadman een echt Drentse familie noemen, ‘Middendrenten. ‘ In een tijdsbestek van een kleine 200 jaar treffen we in de acten van onze stadmannen een keur van dorpen en gehuchten aan: Beilen, Rolde, Grollo, Spier, Klatering, Makkum, Hijken, Brunting, Laaghalen, Alting, Lievinge, Ter Horst, Peelo. Kortom veel beweging in kleine kring.
Het leven in de 18e eeuw Het is verleidelijk om er over te fantaseren hoe onze voorouders in de 18e eeuw geleefd hebben: een ruimte waar mens en dier samen woonden … een vuurplaats waar de hele dag een ijzeren pan met rapen op pruttelde, een klaptafel, wat stoelen tegen de wand, bedsteden, vocht, rook, tocht door de kieren, ongedierte, schaarse verlichting door een olielamp , het gemekker van de geit, de lucht van mens en dier. En te dwalen door het oude landschap met zijn onverharde wegen, de riet- en stro-gedekte behuizingen, de hei, ’t holt (bos), de beekdalen. De tekenaar-schilder Egbert van Drielst heeft het landschap van Drenthe in de 18e eeuw prachtig vastgelegd. Ook daarna was dit gedeelte van Drente zeer in trek bij schilders van uit en buiten de provincie. Roel Sanders, oud-leerling van het Emmer Lyceum stelde een mooi boek samen ‘Schilders van Drenthe’.
Derk (1773-1850) x Aeltien Frens De derde (van naam bekende) voorvader is Derk. Op een rij: Willem I, Albert, Derk
De vierde zoon van Albert en Aeltje heette Derk, ook als Dirk geschreven. Hij werd geboren op 10 januari 1773 in Hijken (gemeente Beilen). Hij werd genoemd naar zijn grootvader van moeders- kant die Derk Thijmens heette. Hij trouwde op 20 mei 1804 met Aeltien Frens. Zij was de dochter van Frens Geerts en Leve Wessels uit Beilen. Frens, ook geschreven als Frans of Frensen. De familie zal later de naam Prins aannemen. Derk was toen hij trouwde al 31 jaar, zijn vrouw was ook de jongste niet meer: 25. Ze waren beiden niet eerder getrouwd geweest want dan had het in de proclamatie gestaan.
Het trouwboek van de Hervormde Gemeente in Beilen vermeldt:
Uit dit huwelijk werden 3 zonen en 3 dochters geboren. * Aeltjen Derks, gedoopt te Beilen op 11 mei 1806. * Frens Derks, gedoopt te Beilen op 10 april 1808 wonende Beilen/Spier. * Albert Derks, gedoopt te Beilen op 26 augustus 1810 wonende Beilen/Lievinge. * Jan Alberts, geboren te Beilen op 9 juni 1812 wonende te Lievinge. * Liefje Alberts, geboren te Beilen op 24 april 1817 * Liefje Stadman, geboren te Beilen op 23 november 1818
Vanaf 1811 wordt het bijhouden van de Burgerlijke Stand een taak van de gemeente in de persoon van de ambtenaar van de Burgerlijke Stand. De datum van geboorte (voor 1811 datum van de doop), het huwelijk en het overlijden worden in een acte vastgelegd. Nog een verordening van Napoleon die per decreet wordt vastgelegd is, dat ieder een achternaam moet hebben. Als je er een had, dan was je klaar (bv Ratering), en anders bedacht je maar eentje. Een veel voorkomende keuze was dat de naam van de vader (patroniem) de achternaam werd voor alle nakomelingen, daar was men toch aan gewend. Maar ook voor het beroep dat iemand uitoefende werd veel gekozen: Timmerman, Smid, Schrijver. Velen zonder echte achternaam maakten er geen haast mee. Derk ook niet. In die overgangstijd zien we veel verwarring.
Zo zien we, dat naar de oude trant bij het kroost van Derk en Aeltje kind 1, 2 en 3 het patroniem van hun vader dragen, dus Derks en na de invoering van de wet noteert de ambtenaar al of niet op voorstel van vader de achternaam Alberts. De amateurgenealoog staat hier wel even van te kijken. En jawel, het laatste kind heet Stadman. Het wordt nog gekker: Het eerste Liefje (naar Leve de moeder van haar moeder) krijgt de naam Liefje Alberts. Als ze na 7 maanden overlijdt wordt ze genoteerd als Liefje Derks. De aangenomen namen werden ten gemeentehuize genoteerd in het 'Register van Naamsaannemingen'. Helaas is het register van Beilen verloren gegaan.
Maatschappelijke positie In de Drentse gemeenschap onderscheiden we aan de bovenkant de notabelen, de adel (zeer spaarzaam aanwezig), regenten, dominee, dokter…. Onderaan de ladder het zwerfvolk: zigeuners ook wel heidenen genoemd, zoals ketellappers, scharenslijpers, stoelenmatters, kaartleggers en bezembinders. Daar tussenin op zijn beurt ook weer onderverdeeld: de boerengemeenschap, de handwerkslieden en neringdoenden, de arbeiders en dienstboden en in Drenthe niet te vergeten de scheper. Het waren vooral de eigenerfde boeren die het voor het zeggen hadden in kerk en gemeenschap. Dat waren de boeren met land in eigen bezit en van generatie op generatie wonend op dezelfde plaats. Daaronder had je de boeren die het land al generaties pachtten, de meiers van bijv een klooster, de bisschop van Utrecht, de stad Groningen. Vervolgens de keuterboeren die woonden op een bescheiden boerenerf: een keuterij of katerstede. En tenslotte de boerenarbeiders die weer verdeeld kunnen worden tussen arbeiders in vaste dienst en dagloners. De scheiding tussen kleine boer en arbeider in vaste dienst was niet zo groot. De zogenaamde halve boer verhuurde zich ook als arbeider bij een ‘dikke boer’ omdat hij anders niet rond kon komen. Een andere mogelijkheid tot bijverdienste was een handeltje te beginnen, een nering te doen. In Hijken woonden vooral keuters, kleine boeren en neringdoenden.
Het leven van de landman is altoos ongewis. Het kon het zijn dat een jong echtpaar begon als keuter, maar ten gevolge van tegenslagen als roest in de rogge en schurft onder de schapen, arbeider werd bij een ’dikke’ boer. Maar het kon natuurlijk ook meezitten door een aantrekkende conjunctuur en men de omgekeerde beweging kon maken. In 1834 geeft Derk opdracht tot een openbare verkoping. Wat mag de reden zijn? Schuldeisers, een faillissement? Het zou een mogelijkheid kunnen zijn. Emigratie naar het beloofde land Amerika …? Lijkt me niet. Ik houd het erop dat Derk en Aeltien de oude dag begonnen te voelen en besloten om de ‘ bieste en ’t gerief’ van de hand te doen. Zo zouden ze bij spaarzaam gebruik een aantal jaren kunnen leven en niet direct afhankelijk van de kinderen zijn.
Al ruim vantevoren werd op de zondag bij het uitgaan van de kerk omgeroepen dat door notaris Wittenberg uit Hoogeveen op 18 mrt en 22 juli 1843 een boedel aan de koop gebracht zou worden op het erf van Derk Stadman op ’t Hijken. De acten die ik heb kunnen inzien, beginnen met het beschrijven van de condities die gelden bij de verkoping. Percentages, het opgeld voor de notaris en het rijk, regeling van betaling via de notaris, recht op garantie (geen, je moest maar goed kijken) enz. Op 18 maart komen enige tilbare goederen onder de hamer. Na het voorlezen van de conditiën neemt de pander (veilingmeester) het woord en probeert voor de opdrachtgever het maximale eruit te slepen. Totaal zijn er ongeveer 80 kavels, waaronder ook het vee. Het eerste nummer is een koe. Zij brengt fl 45,50 op en gaat naar Henderikus Steunenbrink, de molenaar. Een mooie prijs hoop ik voor Derk en Aeltien. Er volgen dan 5 koeien, 3 kalveren en, een zwientien veur een tientien. Dan de schapen, totaal een stuk of 50 die per twee afgeslagen worden. Je moet er wel verstand van hebben, want het ene stel brengt fl 9 op en het andere fl 2,50. Voorts diverse porties stro, schoffels, harken, tonnen, vorken, krabbers, emmers, zeisen en een spinnewiel. Totale opbrengst fl 628,50.
De tweede veiling is op 23 juli: de op wortelstaande veldvruchten, staande op de Noord- en Zuid-Hijker Esch. Ik hoop dat de vruchten er mooi hebben bijgestaan. Was het drie jaar eerder in de verkoop gegaan dan had het niets opgebracht vanwege zwaar onweer met hagel, waardoor alle veldvruchten vernietigd werden en het jaar daarop was er ziekte in de rogge.
Het eerste kavel: Een perceel rogge staande op wortel op een akkerland genaamd de Bonenkamp aan Jan Luchies Zanting, landbouwer wonende te Beilen voor fl 26,25. Totaal 17 percelen rogge en een perceel boekweit. De opbrengsten variëren tussen fl 20 en fl 30. Totaalopbrengst fl 428.
De documenten leveren mooie informatie op. Met de nodige voorzichtigheid: Het was een mooie veiling, de bieders kwamen behalve uit Hijken ook van buiten. Er was geen paard in de veiling, huis en erf evenmin en ook geen huisraad. Ze bleven er vermoedelijk wonen. Het land werd gepacht en kon dus niet geveild worden. Keuters en halve boeren hadden meestal geen eigen land.
Het is zeer waarschijnlijk dat een groot deel van het gereedschap en de beesten vanuit de handel van Derk waren binnengebracht, aangezien Derk ook koopman was. Hij verkocht dus in opdracht van derden. Het is interessant voor de historie van Hijken dat er enige veldnamen in de akten worden genoemd: de Bonenkamp, het Dalland, de Dalakker, de Nijakker, de voorste Mulder, de achterste Mulder, de Nijlandakker, de Valingakker, de Vierakker, de Raapakker en nog een paar die moeilijk te lezen zijn.
De naam Stadman De familie had dus heel goed de achternaam Alberts kunnen aannemen. Wat mag de reden geweest zijn om toch voor een andere naam te kiezen, wilden ze zelf wel iets eigens? Waarom Stadman … , bij Hijken of Grolloo denk je toch niet direct aan stedelingen. Laten we eens gissen: Derk of Albert waren misschien ooit in Groningen en dat maakte indruk. Nog een gedachte: Het was natuurlijk Stalman, maar het werd verkeerd geschreven Of: Een buurman noemde zich van Dorp…, nou, dan heet ik Stadman. In de tijd dat ieder zich een achternaam moest aanmeten, woonden ze op een boerderijtje dat bekend stond als ‘De Stadman’. Ze werden altijd al Stadman genoemd, Joost mag weten waarom. Zo kunnen we veel bedenken. En wat mag mijn keuze zijn?
Even terug naar het begin van het verhaal: Daar staat dat de oude Willem in elk geval twee zonen had: Hendrik en Albert. Hendrik is de andere tak, ook met veel nakomelingen. Welke naam nam die tak aan? Juist ook Stadman. We kunnen daaruit concluderen dat al de hele 18e eeuw en vermoedelijk nog ver daarvoor, de families bekend waren als Stadman: ‘Oh, ie bint ‘r iene van (de) Stadman’
En de betekenis: Ik heb het Middelnederlandsch Handwoordenboek geraadpleegd en gezocht bij stad, stat en stede:
een Statman = een stedeling stade comen = te hulp komen, bijstaan stade = betrouwbaar stade = ankerplaats, oever stat = stede = stee = plaats, oord in ruime betekenis, bv haardstee en bedstee steevast = vast werk, geen dagloner stat = vervanger, iemand die iets voor een ander beheert, denk aan stadhouder stadserve = aan de stad toebehorend stuk grond
Kijk, dat geeft, in willekeurige volgorde, mogelijkheden: een Stadman beheerde voor een ander het bedrijf, een Stadman heeft een karakter van stavast, een Stadman bewoonde een boerderijtje aan de Hunze waar schuiten konden meren, een Stadman had een huis met een woonstee, een Stadman heeft steevast werk een Stadman was pachter van een stuk grond van de stad Groningen een Stadman is betrouwbaar en zal je altijd bijstaan. een Stadman is naar het huis waar hij woonde genoemd. Kortom, kies maar iets leuks uit.
Het is duidelijk dat tot in de tweede helft van de 19e eeuw de Stadmannen geen eigen vast boerenerf bezaten, maar met alle schakeringen, te rubriceren zijn onder de groep keuters, halfboeren en landarbeiders in vaste dienst.
Jan (1812-1877) x Jantien Nijzing Voor het overzicht de stamreeks: Willem I, Albert, Derk, en dus nu Jan.
Ze krijgen 8 kinderen, waarvan er drie jong overlijden. 1. Derk Stadman, geb. 18 april 1837, beroep vader arbeider 2. Hillichje Stadman, geb. 1 april 1839, beroep vader arbeider, overl. 29 november 1841 3.Willem Stadman, geb. 14 oktober 1841, beroep vader winkelier. Willem overleed jong 4. Willem Stadman, geb. 6 september 1843, beroep vader winkelier, onze tak. 5. Aaltje Stadman, geb 24 november1846, beroep vader winkelier. 6.Aaldert Stadman, geb 30 november 1848, beroep vader arbeider, wonende te Smilde 7. Aaltje Stadman, geb. 7 november 1851, beroep vader arbeider, 8. Jan Stadman, geb. 3 oktober 1855, beroep vader arbeider, Jan overleed 12-1-1858
Evenals zijn vader Derk heeft Jan naast het boerenwerk andere inkomsten. Het valt op dat er bij de geboorteaangiften wisselende beroepen werden opgegeven: landbouwer, arbeider, winkelier. Dat was niet ongebruikelijk. De kleine boer was tevens neringdoend om zijn inkomen wat aan te vullen: handelaar in kleinvee, kleermaker, blauwverver, tapperijhouder. Waar Jan precies in handelde, wordt nergens aangegeven. Een aanwijzing zou kunnen zijn dat twee getuigen bij het huwelijk het beroep schoenmakersknecht opgeven, ook staat ergens klompenmaker genoteerd. Bij de aangiften wordt als geboorteplaats Beilen, Hijken opgegeven, uitgezonderd het jaar 1848 als Aaldert in Smilde wordt geboren. De familie heeft dus een jaar of langer in Smilde gewoond en is daarna weer naar Hijken teruggegaan.
Tussen de schijnbaar lukraak geplaatste behuizingen waaierden naar alle kanten de zandwegen, met als voornaamste verkeersader de weg naar Beilen, waar men naar toeging voor kerkbezoek, gemeentelijke zaken, inkopen, marktbezoek e.d. Er was een schooltje waar goede en minder goede schoolmeesters elkaar afgewisseld zullen hebben. Hun voornaamste opdracht in naam van de Gouverneur van Drenthe was naast rekenen en leren lezen het afleren van onwelwillende manieren. Er werd alleen in de wintermaanden les gegeven. Jan Derks Stadman en zijn vrouw Jantien Willems Nijsing hebben in elk geval goed leren schrijven, want ze hebben de trouwacte keurig ondertekend.
Een van die emigranten was Jan Derks Stadman die ondertussen op Hooghalen woonde. Zijn vrouw Jantien Nijsing was in 1863 gestorven en in 1864 was hij hertrouwd met Jantje Hilberts Oosterloo, die 12 jaar jonger was. Binnen 6 maand kwam er een kind. Het is goed mogelijk dat Jan de vader was. Het is ook mogelijk dat hij de zorg voor een andermans kind op zich nam. Praktisch gezegd: ze was het blijkbaar waard. Of het nu onder druk van zijn vrouw was, of dat hij degene was die het voortouw nam, maar op 25 april 1870 waagde hij met vrouw en kind de oversteek naar Amerika. Afhankelijk van de wind (zeilschip) duurde de reis maanden. De omstandigheden waren erbarmelijk, velen werden ziek en stierven aan een besmettelijke ziekte. Aangekomen en toegelaten wachtte hen nog een reis per stoomboot en ossenwagen oostwaarts naar Michigan, waar ze door geloofsgenoten werden opgevangen. Kosten voor het geheel: 500 guldens. Nu ik dit schrijf, realiseer ik me dat deze grote som gelds de kinderen niet zouden beërven. Nee die hebben de vlag niet uitgehangen toen vader scheep ging.
Willem (1843-1893) Willem I, Albert, Derk, Jan, en Willem Een tweede Willem, maar niet genoemd naar de eerste.
Willem Stadman, vierde kind van Jan Derks Stadman en Jantien Willems Nijsing. Geboren op 6 september 1843 te Beilen/Hijken. Hij werd genoemd naar de vader van moeders zijde. Willem trouwde te Rolde op 13 juni 1872 met Albertje Ratering uit Grolloo, dochter van landbouwer Hendrik Harms Ratering en Hendrikje Jansen Timmerman. Ze waren respectievelijk 28 en 29 jaar. Kinderen: * Hindrik, geb. te Rolde op 31 januari 1873 * Jan, geboren te Assen/Peelo op 25 april 1875 * Jantje, geb. te Assen/Peelo op 15 december1877 * Henderkien geb. te Rolde/Grolloo op 11 november 1881 * Een zoontje geboren en gestorven te Rolde, Grolloo op 30 september 1886
Toen Willem en Albertje trouwden was Albertje, als we de maanden tellen al een tijdje zwanger. Nu kwam dat vroeger meer voor, zelfs in keurige families als de onze. Er was een groter probleem: ze konden noch een bewijs van toestemming, noch een overlijdensacte van de vader van de bruidegom overleggen. Ja, vader zat in Amerika. De acte vermeldt: 'Verklarende de comparant uit hoofde hem de woonplaats zijns vaders onbekend is, buiten de mogelijkheid te zijn om diens toestemming tot het aangaan van dit huwelijk te verzoeken en evendien eene acte van overlijden te kunnen inleveren, aangezien het hem niet bekend is dat zijn vader is overleden'.
Toen ik een jaar of tien geleden het probleem van haar grootvader Willem aan tante Ali voorlegde, bleek ze tot mijn verbazing goed op de hoogte en zei met de haar kenmerkende gedecideerdheid: "Die, die.., die is er met een jonge meid vandoor gegaan en hij liet zijn vrouw met kinderen zitten". Toen ik de geschiedenis later nog eens bestudeerde bleek dat de nabestaanden de waarheid in de loop der tijden wat hadden bijgekleurd in Jans nadeel. Toen Jan en Jantje emigreerden, was hij 58 en zij 46 jaar. Zo jong was die meid dus ook weer niet. Wat opvalt is dat bij de huwelijksplechtigheid van zoon Willem en Albertje wel drie Raterings de acte ondertekenden en van de Stadmannen alleen Willem zelf. Maar, we moeten niet overal wat achter zoeken.
Grolloo Tussen 1878 en 1881 is de familie van Peelo verhuisd naar Grolloo bij Assen. Willem en Albertje zullen kennis aan elkaar gekregen hebben toen Willem als ‘jongkeerl’ in Rolde woonde en werkte. Daar werd ook het eerste kind Hindrik geboren, zodat we de conclusie kunnen trekken dat het jonge gezin in Rolde is gaan wonen. Niet voor lange tijd, want in het 'Dienstbodenregister' dat de gemeente bijhield (daar stonden dus ook boerenarbeiders in), staat genoteerd dat Willem op 9 mei 1873 naar Assen is vertrokken. De geboorte-akten van de kinderen Jan (1875) en Jantje (1877) vermelden Peelo als geboorteplaats. Peelo was een boerengehucht ten noorden van Assen, aan de oostkant van de snelweg. Daar, waar we nu de grote letter M vinden. Kortom er is niets van over.
Om er achter te komen waar de Stadmannen woonden, heb ik contact gezocht met de 'Historische Vereniging' van Grolloo en dankzij hun informatie weten we dat de familie op het Oostereind heeft gewoond, wijk B nr 7 Zuidzijde. Dat is waar tegenwoordig een rotonde ligt, en dan nog iets verder naar het oosten. Wat is er van over? Niets. In het jaar 1915, oma had Grolloo al lang verlaten, heeft er een grote brand gewoed die zo goed als alle boerderijen (uiteraard allemaal rietgedekt) aan de Hoofdstraat en het Oosteinde binnen een half uur in de as legde, ook café Hofsteenge v/h Ratering en huize Stadman. De boerderijen die er nu staan, dateren van na 1915, hetgeen aan de bouwstijl goed is te zien.
Voor de geïnteresseerde in leylijnen: Grolloo, Oostereind zuidzijde, aan de weg Grollo - Papenvoort. Van 1700 v. Chr tot 1100 n. Chr. is dit zowel een magisch als religieus heiligdom geweest. Van de 9e tot de 14e eeuw zouden op deze plaats 'witte' heksen bijeen komen, dus een geheime ontmoetingsplaats voor de volgelingen van het oude geloof gedurende de Roomse tijd. Volle maan zou hier een belangrijke rol spelen. Volgens de overlevering werden 'witte wijven' gezien op het 'Witte Veen' ten noorden van de weg. Dit alles in de onmiddellijke omgeving van huize Stadman. Nu herinner ik me, dat als oma nieste, ze daarbij een geluid maakte dat klonk als ‘Hekse Hekse!’ Zo zie je maar …
Dat werden van vaders zijde: * Jacob Boer, arbeider, wonende te Zwiggelte, gemeente Westerbork, aangehuwde oom en, Johannes Lever, arbeider, wonende te Rolde, aangehuwde neef. * Van moeders zijde: Jan Ratering, arbeider, wonende te Eext, gemeente Anlo, oom en Harm Ratering, logementhouder, wonende te Grolloo, gemeente Rolde.
Van de vier wordt in gezamenlijk besluit Jacob Boer met meerderheid gekozen tot direct toeziend voogd. Hij verklaart deze aan te nemen en legt de eed af die voorgeschreven wordt door de Wet, zeggende, onder het opsteken van de beide voorste vingers van zijne rechterhand, de woorden: “Zo waarlijk helpe mij God Almachtig.” Het proces-verbaal wordt besloten met de opmerking dat er een certificaat van onvermogen aan de acte is gehecht. Geld was er dus niet, evenmin huis, erf en land.
Dit wordt bevestigd door de acte van Successie Inv. 136/216. Hierin wordt beschreven wat Willem Stadman aan vrouw en kinderen heeft nagelaten: Aan goederen f 50, vee f 340, gereedschap f 25, hooi en koren f 150. Samen f 565. Echter, er zijn schulden: aan 5 schuldeisers, waaronder broer Harm, moet f 550 betaald worden. Als dan ook de begrafenis f 10 betaald is, rest er nog een positief saldo van 5 guldens. Nee, oma is niet met de gouden paplepel in de mond geboren en haar zuinigheid is alleszins verklaarbaar.
De familie Ratering Albertje Ratering was op 13 maart 1843 in Grolloo geboren als dochter van Hendrik Ratering en Hendrikje Jansen Timmerman. Deze was Hendriks tweede vrouw. Er werden 5 kinderen geboren. Voeg daarbij de vijf kinderen uit het eerste huwelijk en we spreken van een huishouding van 10 kinderen. In de rij van 10 was Albertje het zesde.
De jongste broer van Albertje is Harm. Hij woonde op het ouderlijk stee. Beroep, landbouwer, café- en logementshouder. De boerderij/herberg stond op de plaats waar nu café Hofsteenge is gevestigd. Een van de kinderen van Harm was Warmeltje, dus een nicht van oma Henderkien. Warmeltje trouwde, toen ze de leeftijd had met Hendrik Hofsteenge. Daarmee veranderde café Ratering in café Hofsteenge. Waarom hier zo uitgebreid melding van gemaakt? Nadat oma’s vader Willem in 1893 overleed, ze was toen 11 jaar, ging ze uit werken bij oom Harm Ratering. ‘En ik moest daar erg hard werken, zo jong als ik was’, zou oma later vertellen.
Albertje trouwt met Jacob Boer Voor een goed begrip moeten we even terug in de geschiedenis. Willem Stadman, haar overleden man had een zus die Hillichje (Hilligje) heette. Voor oma Henderkien dus tante Hillichje. Tante Hillichje was getrouwd met Jacob Boer uit Westerbork, beroep scheper. Dat is toch mooi, hebben we een heuse schaapherder in de familie. Voorlopig wat zijdelings, maar toch.
Toen Jacob en Hillichje trouwden in Westerbork op 27 mei 1868 had Hillichje al een kind: Hendrik. Een voorkind, d.w.z. een kind zonder papieren vader. Hij werd een jaar eerder geboren dan het huwelijk gesloten werd.Dat kwam vroeger in de beste families wel eens voor, dus ook in de onze. Ja klopt, dat heb ik al eerder beweerd.In de aangifte van de geboorte die gedaan werd door de geneesheer zelve, lezen we dat Hillichje ten huize van ene Klaas Boer bevallen is van een kind van het mannelijk geslacht aan welke zij de naam gaf van Hendrik. Deze Klaas Boer blijkt de vader te zijn van de latere bruidegom Jacob Boer. Wie is de vader? Jacob nemen we maar aan. Jacob deed zelf ook niet moeilijk want in de trouwacte lezen we ‘Voorts verklaarden comparanten bruid en bruidegom te erkennen het kind den 5 mei 1867 geboren uit de comparante bruid, genaamd Hendrik’. En zo werd Hendrik gewettigd en kreeg alsnog een vader op papier.
Wat ook niet onvermeld mag blijven is dat vader Jacob een bewijs moest overleggen waarin staat, dat de commandant van het 'Derde Regiment Vestingartillerie' te Nijmegen toestemming verleent tot het aangaan van het huwelijk. Het feit dat hij langdurig van huis was, kan medeoorzaak geweest zijn van het voortdurend uitstel van het huwelijk. En hoe het precies zat, is verdwenen in het gat van de geschiedenis. Hillichje en Jacob kregen 5 kinderen, waarvan 3 jong overleden, ook de eerste Hendrik. Géén van de kinderen kreeg de naam van Jacobs vader, Klaas.
En op een avond …, toen Jacob en Albertje om de ronde klaptafel zaten, na vijf kopjes koffie uit de kraantjespot en proat over het weer en het gewas, zal Jacob gezegd hebben: Ie mus moar bie mie wonen kommen. En zij: Ja had ik ook edocht.
Dit alles staat in geen enkele acte, maar het zou ongeveer zo gegaan kunnen zijn. Natuurlijk was er overleg met de familie nodig en moesten financiële zaken goed op een rijtje gezet worden, we zijn wel Drenthen. Naast de genegenheid voor elkaar, die ik ze graag gun, waren economische redenen veelal de reden voor een nieuw huwelijk. Het huwelijk werd gesloten op 18 mei 1895 in Westerbork. Ook de kinderen Hendrik, Jan en oma Henderkien , drie van de vier, verhuisden mee naar Zwiggelte. Ze hebben daar maar een jaar gewoond. Jacob kon als arbeider aan het werk in Schoonoord. Schoonoord het jonge dorp gelegen aan het al druk bevaren Oranjekanaal. Apart dorp, niet gewoon Drents met gewone Drenten, maar met veel ‘vrumd en roeg volk’. De krant schreef geregeld over de drankzucht en de ruwe zeden die aldaar heersten.
Jacob zal een contract met een boer hebben afgesloten als boerenknecht, in de ontginning of op het veen. Ook de kinderen zullen aan het inkomen hebben bijgedragen.
En zo laadden Jacob en Albertje, ongetwijfeld geholpen door de nabers, hun hele spul op de boerenkar en gingen op een mooie dag in juni van het jaar 1896. ‘Wel dut mi wat vandage’. via Orvelte over het Ellertsveld naar Schoonoord. Zo ver was het ook niet, een kilometer of 13, maar wel met zandpaden en hier en daar bij de dorpen stukken met ‘kinderkoppies’.
In het Bevolkingsregister dat de dienstdoende ambtenaar van de Gemeente Sleen nauwgezet bijhield, lezen we de samenstelling van het nieuwe gezin, wonende Wijk D nr 122.
Op 27 juni 1896 vestigden zich in Schoonoord: Jacob Boer, Albertje Ratering, Jan Stadman en Henderkien Stadman. Eind augustus voegt zich vanuit Assen ook Jantje bij het gezin.
Henderkien gaat in februari 1998 naar Hoogeveen en in augustus gaat Jan naar Assen. Er is blijkbaar weer plek want in hetzelfde jaar komt ook Hendrik erbij wonen, maar in het jaar daarop gaat hij in mei naar Beilen. Dan meldt zich ook Hendrik de zoon van Jacob. Hij komt uit Zweeloo en blijft tot zijn overlijden in januari 1903. Een jaar later neemt vanuit Odoorn zijn zus Jantje zijn plaats in. Kort samengevat, de kinderen vlogen in en uit.
De vier Stadmankinderen Hindrik (Hendrik) Stadman (1873-1955) trouwde op 3 mei 1905 in Zweeloo met Hendrika Wessels uit Oosterhesselen. Als beroep van Hindrik werd meestal schaapherder genoteerd. Alweer een schaapherder dus en nog wel een echte Stadman. Hij woonde en werkte behalve in Schoonoord, in Zweeloo, Emmen, Hoogeveen, Borger, Rolde en Oosterhesselen. In 1912 kwam het gezin van Hindrik vanuit Borger in Schoonoord wonen.
Hij diende bij het '1e Regiment Infanterie' met standplaats Assen. Later is Jan agent van politie in Groningen geworden.
Hij stierf jong op 37- jarige leeftijd. Zijn vrouw was toen 7 maand zwanger van een dochter die Jantje zou gaan heten. Uit het huwelijk kwamen 7 kinderen.
Jantje Stadman (1877-1928) trouwde op 4 november 1910 met Hendrik Hilvers, timmerman in Schoonoord. Op de dag van het huwelijk was hij 35 en zij 32. Haar beroep was naaister. Jantje overleed in 1928 toen ze 50 was. Haar man zou haar 34 jaar overleven.
Henderkien Stadman Behalve in Groningen heeft oma Henderkien ook nog in Hoogeveen en Weststellingwerf gewerkt. Weststellingwerf? Je zou haast denken dat Jetje, de tweede vrouw van smid Borghardt haar getipt heeft voor een werkadres, want die kwam uit die streek.
Wij herinneren ons haar als een vrouw met veel HEERE HEERE om zich heen, maar ik zie ook nog de oma met heel ondeugende oogjes. Overigens, de vroomheid zal ze niet van huis hebben meegekregen, noch de Stadmannen noch de Raterings zaten vooraan in de kerk. Er wordt in de familie gefluisterd dat oma onder invloed van een baptisten vriendin wat streng in de leer was geworden.
Albertje Ratering overleed toen ze 57 was, op 27 februari 1901 te Schoonoord. Er is een bijbeltje van haar bewaard gebleven dat via Henderkien Stadman, Albertje (Ali) Borghardt, en Alice van Veen in de familie is gebleven.
Jacob Boer ging drie jaar na de dood van zijn vrouw terug naar Westerbork (Coehoorn). Op 10 april 1907 deden de geburen aangifte van zijn overlijden. Hij werd 62 jaar. Van beiden is geen memorie van successie opgemaakt, vanwege gebrek aan bezit.
Henderkien trouwt met Johannes Sijkedinus Borghardt. Maar dat is een heel ander verhaal.
En vaders schoon vertelsel, bij ’t vrolijk knappend vuur. Uit het Drents Volkslied Verhaal: Piet Borghardt, maart 2019, borghardt@hetnet.nl
Bronnen:
|